Het allermooiste museum in Den Haag is toch wel het Mauritshuis. Het werd gebouwd in 1644 als stadspaleis voor Johan Maurits graaf van Nassau-Siegen (1604–1679) door schilder en architect Jacob van Campen. Graaf Van Nassau-Siegen, een achterneef van Willem van Oranje, was jarenlang gouverneur van de Nederlandse kolonie in Brazilië.
De eerste kunstschilder die Katwijk 'ontdekte' was Jan van Goyen (1596-1656) in de eerste helft van de 17e eeuw. Van Goyen woonde vlakbij, in Leiden. Hij raakte betoverd door de prachtige taferelen aan de kust, de sfeer van het vissersdorp en het mooie licht. Katwijk is al sinds 1873 – om precies te zijn 150 jaar geleden – een bekende kunstenaarskolonie waar meer dan duizend kunstschilders uit allerlei landen actief waren. Bekende Nederlandse schilders uit de Haagse School, zoals Bernard Blommers, Jan Toorop, Willy Sluiter en Jan Zoetelief Tromp lieten in Katwijk een woonhuis met atelier bouwen. Zij werden geïnspireerd door het onbedorven vissersleven van de Katwijkse bevolking en de bomschuiten die door paarden op het strand werden getrokken. Maar ook buitenlanders trokken naar Katwijk om er te schilderen. Zij namen 's zomers hun intrek in hotels, pensions en bij particulieren. Zij nodigden ook tal van andere zee- en havenschilders uit. De Eerste Wereldoorlog en het langzaamaan verdwijnen van de bomschuiten op het strand maakten aan dit alles helaas een eind.
Het Belasting & Douane Museum is sinds 1948 gevestigd in twee monumentale panden aan de Parklaan in Rotterdam. De panden zelf werden gebouwd in 1910. De eerste bewoner van het huis op nummer 14 was de directeur van De Kuyper distilleerderij in Schiedam, bekend van de jenever en de likeurtjes. En het huis op nummer 16 was tot 1965 in het bezit van de Rijksbelastingacademie, een semi-universitair opleidingsinstituut waar belastinginspecteurs werden opgeleid.
Ik woon alweer zeventien jaar in het Statenkwartier in Den Haag, op drie minuten loopafstand van het Kunstmuseum en het Fotomuseum. Wat een luxe. Het is heerlijk om door al die museumzalen te dwalen in het prachtige gebouw van architect Berlage én de allerlaatste tentoonstellingen te bewonderen. In de schoolvakanties had ik vaak de oudste twee kleindochters te logeren en dan was het altijd vaste prik: een bezoek aan de Wonderkamers in het souterrain van het Kunstmuseum. Met z'n tweeën gingen we dan op ontdekkingsreis; met een tablet in de hand door dertien totaal verschillende kamers. In de een dans je op de muziek van de Boogie Woogie met Piet Mondriaan, in de ander dien je te raden wat de prijs van een bepaald kunstwerk is.
Zolang ik mij kan herinneren vind ik het heerlijk om een museum te bezoeken. Ik denk dat ik 12 jaar was toen ik voor het eerst het Museum Boymans van Beuningen in Rotterdam bezocht. Vooral de schilderijen van het impressionisme maakten een diepe indruk op mij. Monet, Manet, Renoir, ik vond ze allemaal schitterend. Veel later ging ik met mijn twee dochters. De kleinste zat toen nog in een buggy, maar ook zij vonden het prachtig. Het leukste was natuurlijk om na afloop in de museumwinkel iets kleins te kopen en daar hoorde steevast een kaart bij, die dan samen met het entreekaartje in een plakboek ging. Nog veel later, in het jaar 2000, begon ik aan mijn serie reisgidsen: 52 zondagen wandelen en lunchen. Bij elke stad of dorp hoort uiteraard een museumbezoek, de kers op de taart voor mij.