Trek voor een bezoek aan kasteel De Haar maar rustig een hele dag uit. Dit grootste en meest luxueuze kasteel in Nederland geeft je af en toe het gevoel in een sprookje te zijn beland.
De vereniging Hendrick de Keyser Monumenten zet zich al sinds 1918 in voor het behoud van waardevolle historische monumenten en heeft een groot aantal van panden in hun bezit. Sommige huizen kun je niet alleen bezoeken maar je kunt er ook wonen, werken of logeren.
Een van de jongste kastelen in Nederland is kasteel Sypesteyn (spreek uit als Siepestijn). Het is gebouwd rond het begin van de twintigste eeuw door jonkheer Henri van Sypesteyn (1857-1937) op de fundamenten van een stenen huis, waarvan hij dacht – onterecht zoals later bleek – dat hier ooit zijn familieslot zou hebben gestaan, namelijk schuin tegenover de Sijpekerk uit de vijftiende eeuw. Henri bezat een stuk grond van bijna zes hectare, waarop hij een kasteel omringd door grachten en een historische tuin liet bouwen. De inrichting van het kasteel is nog grotendeels zoals de jonkheer het in de dertiger jaren achterliet. Henri was een verwoede verzamelaar en hij richtte dan ook zijn huis in als museum.
De laatste keer dat ik in Paleis Het Loo was, moet zes jaar geleden geweest zijn. Dit was een paar dagen voordat het paleis voor een restauratie en verbouwing ruim vijf jaar gesloten zou zijn. In april 2023 heropende Paleis Het Loo de deuren met een nieuw entree en nieuwe tentoonstellingszalen. Onder het voorplein is een moderne indrukwekkende hal gecreëerd waar het daglicht door glazen parterres naar binnen schijnt.
Een van de meest imposante gebouwen in Zwolle is wel Museum De Fundatie. Dit voormalige Paleis van Justitie is gebouwd in neoclassicistische stijl tussen 1838 en 1841 en ontworpen door de Haagse architect Eduard Louis de Coninck. Het museum, geopend in 2005, kenmerkt zich door de hoge kolossale zuilen, zowel aan de Blijmarkt als aan de Potgietersingel. Het ellipsvormige dak van het museum, de 'wolk' genoemd, is bekleed met 55.000 driedimensionale witblauw geglazuurde tegels van de Koninklijke Tichelaar in Makkum en is een ontwerp van de Limburgse architect Hubert-Jan Henket.
In het kleine dorp aan de Hollandsche IJssel vlakbij Gouda vind je het sfeervolle Museum Bisdom Van Vliet. Het is het voormalige monumentale woonhuis van Paulina Bisdom van Vliet (1840-1923), de laatste telg van een regentenfamilie. Haar vader was de gefortuneerde Marcellus Bisdom van Vliet, burgemeester van Haastrecht; ook haar grootvader was burgemeester van Haastrecht. Paulina trouwde in 1869 met marine-officier Jacob le Fèvre de Montigny (1840-1881) en ging met haar echtgenoot in Den Haag wonen.
Schoonhoven is al eeuwen bekend om zijn zilver en dat merk je tijdens een wandeling door deze stad langs talloze ateliers, winkels, galeries en werkplaatsen van goud- en zilversmeden. Schoonhoven heeft als enige stad in Nederland een vakschool die opleidt tot goud- of zilversmid, juwelier of uurwerkmaker, met als extra vak edelsteenkunde en sieraden ontwerpen. Maar het mooiste is wel het Zilvermuseum, sinds 1978 gevestigd in het voormalige 16e-eeuwse Sint Elisabethklooster.
Een paar weken geleden was ik voor het eerst van mijn leven op de Keukenhof. Op de een of andere manier was het er nooit van gekomen. De geschiedenis van het landgoed Keukenhof gaat al eeuwen terug, gravin Jacoba van Beieren (1401-1436) was regelmatig te vinden op deze buitenplaats Slot Teylingen. Eeuwen later, om precies te zijn in de zeventiende eeuw, bouwde Adriaen Maertensz Block, commandeur, gouverneur en raad van Indië, op het landgoed Huize Keukenhof. En weer veel later, in het voorjaar van 1950, opende burgemeester van Lisse, Lambooij, de poort van Keukenhof waar met man en macht was gewerkt aan een bloemententoonstelling met bloeiende krokussen, hyacinten, narcissen en tulpen. Ik herinner me uit die tijd vooral de auto's die rondreden met een bloemenslinger van narcissen op de motorkap.
Het mooie Gelderse dorp Gorssel wordt sinds de komst van het Museum voor MOdern REalisme, kortweg MORE genoemd, druk bezocht door vele kunstliefhebbers. Zakenman, miljardair en kunstverzamelaar Hans Melchers (1938-2023) opende er in 2015 zijn privémuseum in het voormalige gemeentehuis van Gorssel. Speciaal voor zijn grote collectie van ruim duizend werken van voornamelijk Nederlandse realisten van de afgelopen honderd jaar, werd het museum uitgebreid met een strak moderne vleugel met hoge zalen en veel glas, ontworpen door het Amsterdamse architectenbureau Hans van Heeswijk.
Dit museum dat ruim 100 jaar geleden nog “Vlaardingsche Oudheidkamer en Visscherijmuseum” heette, begon met een collectie voorwerpen die de in Vlaardingen geboren advocaat en verzamelaar Simon van Gijn aan het museum schonk. Deze collectie werd ondergebracht in de suite van een pand aan de Lijnstraat. Het museum groeide in de loop der jaren zo snel door schenkingen van diverse organisaties en inwoners dat het museum in 1962 heropend werd aan de Westhavenkade 45 in het 'Reedershuys'. Alweer tien jaar later moest het museum wegens ruimtegebrek verhuizen naar ‘Het huis met de Lindeboom’ aan de Westhavenkade 53, dat in 1971 officieel werd heropend door prinses Beatrix. Dit pand is oorspronkelijk gebouwd in 1742 als woonhuis voor Abraham van der Linden (1684-1767); hij was koopman, reder en burgemeester van Vlaardingen. Na een ingrijpende renovatie wordt het museum uitgebreid met een modern pand en in 2015 heropend.
Een van de meest bijzondere - en misschien wel de kleinste - musea in Nederland die ik ooit heb gezien is het Huygens Hofwijck, het voormalige woonhuis van dichter en musicus Constantijn Huygens (1596-1687). Hij woonde hier een groot deel van zijn leven en ontwierp zelf het huis en de tuin. Het vierkante huis van tien bij tien meter met gele luiken en vijftien grisailles wordt omringd door water en is bereikbaar via een stenen brug. Het heeft drie verdiepingen en is nu ingericht als museum waar je een kijkje kunt nemen in het leven van Huygens.
Het Stedelijk Museum in Schiedam is sinds 1941 gevestigd in het voormalige Sint Jacobsgasthuis. Dit gasthuis werd in 1787 gebouwd en ontworpen door de in Rotterdam wonende Italiaanse architect Carlo Giovanni Francesco Giudici (1746-1819). In het gasthuis woonden arme ouderen. In de linkervleugel woonden de mannen en in de rechtervleugel de vrouwen.
Het prachtige gebouw van het Wereldmuseum in Rotterdam is gehuisvest in het voormalige clubgebouw van de Koninklijke Jachtvereniging uit 1851. Het kijkt uit over de Maas en ligt vlak bij het clubgebouw van de Koninklijke Roei & Zeilvereniging ‘De Maas’ bij de Veerhaven. De voorzitter van de Jachtvereniging, prins Hendrik (1820-1879), ontving bijzondere geschenken van onder meer Rotterdamse reders en wetenschappers en stelde deze tentoon in het gebouw. Na zijn overlijden werd het gebouw verkocht aan de gemeente Rotterdam en is het sinds 1885 ingericht als Museum voor Land- en Volkenkunde. Later werd het omgedoopt tot Museum voor Volkenkunde. Het museum ontving allerlei kunst- en gebruiksvoorwerpen die Nederlandse missionarissen, zeelieden, militairen en kooplieden van over de hele wereld meebrachten. Deze voorwerpen worden vandaag de dag nog steeds tentoongesteld.
Kasteel Duivenvoorde wordt al in het jaar 1226 genoemd. Het was toen een vierkante verdedigingstoren en heette Duvenvoirt. De eerste bewoner was Philips van Wassenaer, telg van een adellijk riddergeslacht. Duivenvoorde werd in de loop der eeuwen altijd bewoond door de familie Van Wassenaer. In 1912 werd baron Schimmelpenninck van der Oye (1889-1957) de zesentwintigste eigenaar van Duivenvoorde, hij woonde er samen met zijn jongere zuster Freule Ludolphine. Na de dood van haar broer zag Ludolphine zich door de hoge successie kosten genoodzaakt om het kasteel met inboedel onder te brengen in een stichting. Na een restauratie opende deze stichting er in 1963 een museum met authentiek ingerichte kamers.
Trompenburg Tuinen & Arboretum is een begrip in Rotterdam bij natuurliefhebbers. Het groene museum van ruim acht hectare is ontstaan in de negentiende eeuw toen de Engelse zakenman James Smith (1824-1892) zich in Rotterdam vestigde en het gebied rond Trompenburg kocht. James liet de tuin in 1870 aanleggen in Engelse landschapsstijl door Jan David en Louis Paul Zocher. James verzamelde bomen uit de hele wereld. Vandaag de dag zijn er nog bomen te vinden van de eerste aanplant, zoals enkele zomereiken en Hollandse essen, een reuzenlevensboom en een taxus. Het park, sinds 1958 in het bezit van de Stichting Volkskracht Natuurmonumenten, bevat circa vierduizend verschillende soorten bomen, struiken en vaste planten. In januari zie je er de eerste winterakonieten en de bloeiende toverhazelaars, in het voorjaar bloeien de bollen en de rododendrons, in de zomermaanden de vaste plantenborders en in het najaar word je getrakteerd op spectaculaire herfstkleuren. Neem ook even een kijkje in de woestijnkas, vlak bij de volière, met een bijzondere collectie vetplanten.
In het midden van de zeventiende eeuw bevonden zich in Delft ruim dertig aardewerkfabrieken. De enige fabriek die hiervan overbleef was de Koninklijke Porceleyne Fles. De bijna vierhonderd jaar oude fabriek, waar al sinds 1653 het Delfts Blauw met de hand wordt gemaakt, is nu omgetoverd tot een bijzonder mooi museum. Je kunt nog altijd de schilders bezig zien met kwasten op het Delfts Blauw aardewerk. Bovendien leer je er alles over de geschiedenis van deze Delftse trots. Een van de bekendste verzamelaars van het Delfts Blauw was Mary Stuart (1662-1694), gehuwd met stadhouder Willem III. Zij hield van verse bloemen in huis en liet in Delft de, inmiddels beroemde, tulpenvazen maken. In 1887 schonk Koning Willem III zijn privécollectie Delfts aardewerk aan de Porceleyne Fles, met als voorwaarde dat deze collectie binnen het bedrijf zou worden tentoongesteld. Naast deze exclusieve collectie, vind je ook een historische collectie met Delfts Blauw afkomstig uit de tweeëndertig voormalige fabrieken, gemaakt tussen 1653 en nu.
Het Textiel Museum is sinds 1985 gevestigd in een rijksmonumentaal gebouw, de voormalige textielfabriek van Tilburg van de firma C. Mommers & Co. Het bestaat voor een deel uit negentiende-eeuwse gebouwen die onderling met elkaar in verbinding staan. De hoge, glazen entree die na een grondige verbouwing in 2008 is aangebouwd, is hypermodern. Via een eveneens glazen gang kom je in de oude fabriek met diverse tentoonstellingsruimtes.
Pal naast het historische Witte Huis uit 1897 in het Maritiem District van Rotterdam vind je het Mariniersmuseum. Het museum dat sinds 1995 op deze locatie is gevestigd, schenkt uitgebreid aandacht aan het Korps Mariniers. Deze elite-eenheid, opgericht in 1665, is een tak van de strijdkrachten van het Nederlandse leger dat wordt beschouwd als een van de best opgeleide en meest gedisciplineerde militaire organisaties van Nederland (met dank aan Wikipedia). Eenvoudig gezegd zijn mariniers zeesoldaten die namens ons land in het buitenland proberen om een conflict te voorkomen of om vrede te herstellen. En wanneer je dat leest is het geen wonder dat het museum zichzelf stoer, uitdagend en afwisselend noemt.
In het hartje van Scheveningen vind je in een voormalig schoolgebouw uit 1877 een erg sfeervol en interessant museum: het Muzee Scheveningen. Voorheen huisvestte zich hier de eerste burgerschool voor de mulo in Scheveningen. Zowel de meisjes als de jongens hadden elk een eigen ingang. En voordat je de lokalen betreedt passeer je een lange traditionele gang met ouderwetse tegeltjes met aan één kant een tegeltableau met de namen van omgekomen Scheveningse vissers. De collectie, die voor een groot deel is ondergebracht in oude klaslokalen, is zeer uitgebreid en gevarieerd. In de voormalige gymnastiekzaal is een prachtige collectie schilderijen als eerbetoon aan het bijzondere licht aan zee dat het werk van de kunstschilders uit de Haagse School zo kenmerkt. Als onderwerp uiteraard Scheveningen, het strand en de zee met als topstukken de bomschuit ‘Prinses Sophie’ van Hendrik Willem Mesdag, ‘Twee Scheveningse jonge vrouwen’ van Isaäc Israëls en ‘Spelende kinderen op het strand’ van Bernard Blommers.
Het Communicatiemuseum Beeld en Geluid, een interactief museum over het leven in de media, heeft een bijzonder verleden. Het pand werd in 1843 geopend als Grand Bazar Royal, een van de eerste warenhuizen in Nederland. Eigenaar Dirk Boer verkocht er veel Oosterse artikelen zoals tapijten, vazen en porselein. Ook kunstschilder Hendrik Willem Mesdag die er vlakbij woonde, was een regelmatige klant. Een paar van zijn vazen zijn nog te bewonderen in Panorama Mesdag. In 1927 werd de Bazar gesloten. Na de Tweede Wereldoorlog werd het gebouw het nieuwe onderkomen van het Nederlands Postmuseum / PTT Museum met, onder andere, een uitgebreide collectie postzegels. In 1985 heropende prins Bernhard het museum en in 1994 werd het gebouw totaal vernieuwd en vergroot, maar de originele gevel is gelukkig gebleven. Vanaf september 1999 had het museum eveneens een nieuwe naam, namelijk Museum voor Communicatie.
Een van mijn geliefde uitjes in Scheveningen is een bezoek aan museum Beelden aan Zee. En dit keer ging ik samen met mijn oudste kleindochter. Het museum, verscholen in de duinen, is ontworpen door de Nederlandse architect Wim Quist. Het gebouw ligt onder het Paviljoen Van Wied, dat in 1826 is gebouwd in opdracht van koning Willem I als verjaardagscadeautje voor zijn echtgenote koningin Wilhelmina van Pruisen (1774-1837). Het huis is al sinds 1918 in het bezit van de Haagse Sociëteit De Witte en wordt, onder andere, in de zomermaanden door de leden van de sociëteit gebruikt. Aan de voet van het museum aan de boulevard zie je de Sprookjesbeelden aan Zee. Deze sculpturen, die verschillende sprookjes uitbeelden zoals Hans en Grietje, Pinocchio en Gulliver, zijn van de Amerikaanse beeldhouwer Tom Otterness.
Een van de leukste musea voor stoere jongens en meisjes is toch wel het Maritiem Museum Rotterdam, dat sinds 1986 gevestigd is aan de Leuvehaven. Het gebouw, ontworpen door de Amsterdamse architect Wim Quist, heeft duidelijke verwijzingen naar de scheepsbouw met stalen trappen, hekwerken en zigzaggende loopplanken. In 2004 werd het museum uitgebreid met een kubusvormig gebouw, ontworpen door zijn opvolger architect Frank Wintermans. Het Maritiem Museum is in feite al bijna honderdvijftig jaar oud. Het was destijds – in 1874 – gevestigd in het voormalige clubgebouw van de Koninklijke Nederlandsche Yachtclub met een collectie scheepsmodellen. In het pand op de hoek van de Veerhaven en de Willemskade vind je thans het Wereldmuseum Rotterdam.
Schuin tegenover het Torentje van onze minister-president staat het Haags Historisch Museum. Het is sinds 1986 gevestigd in het voormalige zeventiende-eeuwse gildehuis van de Sint-Sebastiaans Schutterij. Een kleine vier eeuwen geleden waren er schietbanen op het Tournooiveld om de hoek van het museum waar de schutters oefenden.
Het was alweer veel te lang geleden dat ik in het museum Panorama Mesdag ben geweest. Hoog tijd om er weer eens naartoe te gaan, dit keer met mijn jongste kleinzoon.
Een van mijn favoriete dorpen is toch wel Bergen. Wanneer ik in Bergen ben bekruipt mij meteen dat fijne vakantiegevoel uit de tijd dat mijn ouders hier een aantal zomers hun vakantie doorbrachten in een hotel en ik er dan ook een paar dagen ging logeren. Het aantal restaurants met terrassen is niet op één hand te tellen, vooral op een mooie dag heerst er een gezellige drukte. Bergen is van origine een kunstenaarsdorp, de ligging van het dorp met het prachtige natuurlandschap, de zee en het bijzondere licht inspireerden veel schilders, schrijvers en architecten. In het begin van de vorige eeuw vertrokken veel kunstenaars uit Amsterdam naar Bergen, zoals Leo Gestel en Matthieu Wiegman. En ik denk dat al die kunstschilders die hier destijds woonden en werkten, zoals Charley Toorop, Leo Gestel en Matthieu Wiegman hetzelfde vakantiegevoel hebben gehad.
Het is alweer een poosje geleden dat ik in het museum Dordrecht was, hoog tijd voor een nieuw bezoek. Het museum, destijds gevestigd in de Boterbeurs in de Wijnstraat in Dordrecht, is opgericht in 1842 en is hiermee een van de oudste musea in Nederland. Het pand is even bijzonder, in de Middeleeuwen stond op deze plek een klooster; in de 17e eeuw waren er een weeshuis en een pesthuis gevestigd; en nog veel later huisde er een krankzinnigengesticht. Door de snelle groei van de kunstcollectie in de Boterbeurs verhuisde het museum in 1904 naar de inmiddels verlaten en aangepaste gestichtsgebouwen. De Dordtse architect Bernard van Bilderbeek ontwierp onder meer de hoofdingang in de tuin. In de zeventiger jaren werd het museum uitgebreid met twee aangrenzende gebouwen, waar zich een tentoonstellingsruimte voor moderne kunst, een depot en een filmzaal bevinden. De ingang van het museum werd vernieuwd en aan de tuinzijde werd een klein café met terras gebouwd. En na een ingrijpende verbouwing tussen 2008 en 2010, waarbij een nieuwe serre en een glazen entree zijn toegevoegd, geniet je nog meer van het lommerrijke terras in de tuin met zijn platanen en beukenbomen van honderden jaren oud.
Laren was ooit een brinkdorp, waar koeien en schapen in de ochtend en avond bijeenkwamen. Pas aan het einde van de 19e eeuw groeide Laren uit tot kunstenaarsdorp. Een van de eerste kunstenaars die het ongerepte Laren ontdekte was Jozef Israëls. In navolging van hem streken er eind 1800 tientallen schilders neer om met hun ezel naar de hei te trekken. Anton Mauve werd wereldberoemd door zijn doeken van grazende schapen op de Larense heide. Hij woonde met zijn vrouw in Villa Ariëtte aan de Naarderstraat 48. Piet Mondriaan woonde van 1915 tot 1919 in een Larens pension en had er zijn atelier aan de Noolseweg. Al die schilders lieten hun sporen na in de Larense School.
Het spraakmakende Depot van museum Boijmans Van Beuningen werd op 5 november 2021 geopend door koning Willem-Alexander. Het kunstdepot, dat als eerste ooit toegankelijk werd voor publiek, werd ontworpen door architectenbureau MVRDV. MVRDV is een afkorting van de achternamen van de architecten Winy Maas, Jacob van Rijs en Nathalie de Vries. Om met een paar feitjes te beginnen: het depot is 39,5 meter hoog; de diameter van het gebouw is onderin 40 meter en bovenin 60 meter; er zijn zeven verdiepingen; op het dak is een restaurant met terras en een tuin met 75 berkenbomen en het pand bevat 1664 spiegelpanelen met een gezamenlijke oppervlakte van 6609 m2. In het depot zijn 152.000 kunstwerken opgeslagen uit zowel de collectie van Museum Boijmans Van Beuningen, als van particuliere collecties en bedrijfscollecties.
Een van de mooiste en meest sfeervolle musea in Nederland moet toch wel het Huis Van Gijn zijn. In deze twee monumentale panden uit 1729 woonde advocaat en bankier Simon van Gijn, van 1864 tot aan zijn dood in 1922. Tijdens het bezoek heb je bijna het gevoel dat de voormalige bewoner op reis is. Al die prachtige kamers zijn nog precies zo ingericht als in de tijd waarin Simon er zelf woonde. Na ruim twintig jaar besloten zijn vrouw en hij de rechterhelft van het pand te laten renoveren, waarbij de voorkamers van het pand werden vergroot. Zo kwam er nog meer ruimte voor de grote verzameling meubels, wandtapijten, porselein, zilver, scheepsmodellen en schilderijen.
De opvallend moderne Kunsthal in Rotterdam, geopend in 1992, ziet eruit als een grote platte doos met aan één kant een smalle hoge toren waarop het zwart-witte logo van de Kunsthal staat afgebeeld. Het gebouw werd ontworpen door de wereldberoemde architecten Rem Koolhaas en Fuminori Hoshino, van het Rotterdamse architectenbureau OMA (Office for Metropolitan Architecture). De vloerplaat onder de grote tentoonstellingshal aan de Westzeedijk ligt iets hoger dan de straat, waardoor het lijkt of het gebouw zweeft. Ook de ligging is bijzonder, een hoogteverschil van zes meter verbindt het Museumpark aan de ene kant met de Westzeedijk aan de andere kant. Binnen, in de expositieruimte van in totaal 3.300 m2, zijn zeven verschillende tentoonstellingshallen, een auditorium met ruim driehonderd zitplaatsen en een museumcafé. Dat hoogteverschil ervaar je ook tijdens de tocht richting de Kunsthal, wanneer je de hellingbaan omhoog loopt naar de expositieruimten.
Het allermooiste museum in Den Haag is toch wel het Mauritshuis. Het werd gebouwd in 1644 als stadspaleis voor Johan Maurits graaf van Nassau-Siegen (1604–1679) door schilder en architect Jacob van Campen. Graaf Van Nassau-Siegen, een achterneef van Willem van Oranje, was jarenlang gouverneur van de Nederlandse kolonie in Brazilië.
De eerste kunstschilder die Katwijk 'ontdekte' was Jan van Goyen (1596-1656) in de eerste helft van de 17e eeuw. Van Goyen woonde vlakbij, in Leiden. Hij raakte betoverd door de prachtige taferelen aan de kust, de sfeer van het vissersdorp en het mooie licht. Katwijk is al sinds 1873 – om precies te zijn 150 jaar geleden – een bekende kunstenaarskolonie waar meer dan duizend kunstschilders uit allerlei landen actief waren. Bekende Nederlandse schilders uit de Haagse School, zoals Bernard Blommers, Jan Toorop, Willy Sluiter en Jan Zoetelief Tromp lieten in Katwijk een woonhuis met atelier bouwen. Zij werden geïnspireerd door het onbedorven vissersleven van de Katwijkse bevolking en de bomschuiten die door paarden op het strand werden getrokken. Maar ook buitenlanders trokken naar Katwijk om er te schilderen. Zij namen 's zomers hun intrek in hotels, pensions en bij particulieren. Zij nodigden ook tal van andere zee- en havenschilders uit. De Eerste Wereldoorlog en het langzaamaan verdwijnen van de bomschuiten op het strand maakten aan dit alles helaas een eind.
Het Belasting & Douane Museum is sinds 1948 gevestigd in twee monumentale panden aan de Parklaan in Rotterdam. De panden zelf werden gebouwd in 1910. De eerste bewoner van het huis op nummer 14 was de directeur van De Kuyper distilleerderij in Schiedam, bekend van de jenever en de likeurtjes. En het huis op nummer 16 was tot 1965 in het bezit van de Rijksbelastingacademie, een semi-universitair opleidingsinstituut waar belastinginspecteurs werden opgeleid.
Ik woon alweer zeventien jaar in het Statenkwartier in Den Haag, op drie minuten loopafstand van het Kunstmuseum en het Fotomuseum. Wat een luxe. Het is heerlijk om door al die museumzalen te dwalen in het prachtige gebouw van architect Berlage én de allerlaatste tentoonstellingen te bewonderen. In de schoolvakanties had ik vaak de oudste twee kleindochters te logeren en dan was het altijd vaste prik: een bezoek aan de Wonderkamers in het souterrain van het Kunstmuseum. Met z'n tweeën gingen we dan op ontdekkingsreis; met een tablet in de hand door dertien totaal verschillende kamers. In de een dans je op de muziek van de Boogie Woogie met Piet Mondriaan, in de ander dien je te raden wat de prijs van een bepaald kunstwerk is.
Zolang ik mij kan herinneren vind ik het heerlijk om een museum te bezoeken. Ik denk dat ik 12 jaar was toen ik voor het eerst het Museum Boymans van Beuningen in Rotterdam bezocht. Vooral de schilderijen van het impressionisme maakten een diepe indruk op mij. Monet, Manet, Renoir, ik vond ze allemaal schitterend. Veel later ging ik met mijn twee dochters. De kleinste zat toen nog in een buggy, maar ook zij vonden het prachtig. Het leukste was natuurlijk om na afloop in de museumwinkel iets kleins te kopen en daar hoorde steevast een kaart bij, die dan samen met het entreekaartje in een plakboek ging. Nog veel later, in het jaar 2000, begon ik aan mijn serie reisgidsen: 52 zondagen wandelen en lunchen. Bij elke stad of dorp hoort uiteraard een museumbezoek, de kers op de taart voor mij.