In een luxe chalet hoog in de besneeuwde bergen van Colorado, verzamelen vier zelfverklaarde wereldverbeteraars zich voor wat ogenschijnlijk een ontspannend weekend moet worden. Wat volgt is een briljant ongemakkelijke satire op de elite van Silicon Valley – en een scherpe dissectie van de morele leegte achter de façade van innovatie.
Met Mountainhead maakt Jesse Armstrong, de geestelijk vader van Succession, zijn speelfilmdebuut. En zoals in zijn bekroonde televisiewerk, weet hij in deze HBO-film opnieuw de menselijke zwakte te fileren onder een vergrootglas van macht, geld en ego. Maar waar Succession zich richtte op dynastieke machtsstrijd, zoomt Mountainhead in op een andere heersende kaste: de technologisch rijken der aarde, voor wie disruptie een levensstijl is geworden.
In een afgelegen chalet – toepasselijk 'Mountainhead' gedoopt – ontmoeten we Randall (Steve Carell), een zieke maar onaangenaam energieke venture capitalist; Hugo “Souper” (Jason Schwartzman), een hyperambitieuze lifestyle-appgoeroe; Ven Parish (Cory Michael Smith), een AI-visionair met messiaanse trekjes; en Jeff (Ramy Youssef), de enige die ooit een ethiekcursus lijkt te hebben gevolgd.
De sfeer is aanvankelijk uitgelaten. Er wordt geproost, gegamed en gepraat over nieuwe vormen van AI, wereldredding en ego-uploading. Maar zodra de buitenwereld onherroepelijk begint door te sijpelen – via meldingen over internationale escalaties en een oncontroleerbare stroom aan deepfakes – verandert het weekend in een existentiële nachtmerrie. De mannen worden geconfronteerd met hun eigen irrelevantie, maar ook met de vraag: als je over miljarden beschikt, ben je dan verplicht om iets te doen – en zo ja, wat?
Armstrongs dialogen zijn vlijmscherp. De gesprekken zijn doordrenkt met jargon, maar net genoeg contextueel uitgelegd om herkenbaar te blijven. Het is taal die zichzelf belangrijk vindt – een meesterzet, want het laat het narcisme en de zelfrechtvaardiging van de personages pijnlijks voelbaar worden.
In veel opzichten doet Mountainhead denken aan een toneelstuk: één locatie, een beperkt aantal spelers, en een langzaam oplopende spanningsboog die nooit ontploft in actie, maar wel in zelfontmaskering. De kracht van de film zit in wat niet wordt gezegd, in de stiltes tussen de monologen, in de frictie die ontstaat wanneer privilege botst met paniek.
Wat deze film bijzonder maakt, is de balans tussen het groteske en het doordachte. Op het ene moment zien we Randall fantaseren over bewustzijnsoverdracht als alternatief voor sterven (“Mijn sterfelijkheid is gewoon een legacy opportunity”), en even later verliest Souper letterlijk de controle over zijn eigen app – wat leidt tot een tragikomische implosie van zijn ‘purpose’-persona.
Toch wordt het nooit alleen maar parodie. Armstrong lijkt echt iets te willen zeggen over de manier waarop technologische macht zich onttrekt aan democratische controle. De film stelt impliciet de vraag: als deze mensen de macht hebben om de wereld te veranderen, waarom zijn ze dan zo slecht in morele keuzes?
Steve Carell levert hier misschien zijn beste werk af sinds Foxcatcher. Zijn Randall is tegelijk pathetisch, bedreigend en ontwapenend in zijn naïeve overtuiging dat hij het goede doet. Ramy Youssef is de morele ruggengraat van de film – subtiel en zonder pathos. Schwartzman en Smith geven hun rollen precies de juiste dosis waanzin mee.
De cinematografie – minimalistisch en kil – benadrukt het isolement en de innerlijke leegte van deze figuren. Natuurshots zijn schaars; Armstrong weigert zijn personages de troost van schoonheid te gunnen.
De recensies zijn gemengd, maar zelden onverschillig. De New Yorker noemde het “een absurde maar noodzakelijke correctie op het heersende techno-narcisme.” Variety prees de regie, maar vond het laatste half uur verzanden in 'postmoderne vaagheid'. Op Rotten Tomatoes schommelt de score rond de 73%, met lof voor de satire, maar kritiek op het langzame tempo.
Mountainhead is geen crowdpleaser. Het is een ongemakkelijke, prikkelende en soms frustrerende film – en precies daarom zo noodzakelijk. In een tijd waarin techbedrijven zich voordoen als redders van de mensheid, herinnert Armstrong ons eraan dat visie zonder waarden een gevaarlijke combinatie is.
Een intellectuele satire vermomd als farce. En misschien wel de belangrijkste HBO-film van dit jaar.