Er is een zin uit de New York Times-column van Ken Stern die blijft hangen: “If you’ve met one 70-year-old, you’ve met one 70-year-old.” Het raakt aan iets wat velen van ons al langer voelen: de maatschappelijke grens tussen “jong” en “oud” is achterhaald. Toch worden we nog dagelijks geconfronteerd met labels, categorieën en aannames, vaak gebaseerd op een tijdperk waarin 65 inderdaad oud wás. Dat tijdperk is voorbij

Stern, zelf 62, beschrijft hoe absurd het eigenlijk is dat een enkele leeftijdsgrens nog steeds zoveel bepaalt: toegang tot zorg, verwachtingen over werk, pensioen, zelfs hoe anderen naar u kijken in de supermarkt of op de tennisbaan. Ondertussen wordt de realiteit steeds duidelijker:
mensen van 60, 70 of zelfs 80 leven, werken, bewegen en denken radicaal anders dan eerdere generaties.
We voelen het om ons heen, vrienden die nog steeds ondernemen, partners die een studie oppakken, buurtgenoten die fitter zijn op hun 72e dan op hun 52e.
De kalender zegt iets.
Maar het leven zegt iets anders.
Stern schrijft dat de norm van “65 is oud” stamt uit de 19e eeuw, toen Otto von Bismarck de eerste pensioenregeling bedacht. Destijds lag de gemiddelde levensverwachting rond de 40. Slechts een enkeling haalde de pensioenleeftijd.
Dat een grens die zo willekeurig was - en vooral zo strategisch - anno 2025 nog steeds ons denken beïnvloedt, is bijna ongelooflijk.
Toch zien we het nog overal terug:
Het is precies dit soort framing dat oudere generaties klein maakt, in plaats van ruimte geeft.
De column wijst op onderzoek van Yale-wetenschapper Becca Levy: mensen die negatieve beelden van ouder worden internaliseren, leven gemiddeld 7,5 jaar korter. Ze bewegen minder, herstellen trager en hebben een groter risico op cognitieve achteruitgang.
Met andere woorden:
Hoe we over ouder worden praten, beïnvloedt hoe we ouder worden.
En daarom is het zo belangrijk dat stemmen als die van Stern luid klinken. Ze doorbreken een narratief dat al generaties lang ongemerkt onder onze huid is gekropen.
Dagelijks horen we verhalen van mensen die hun zestigste - of zeventigste - ervaren als een nieuw begin. Van lezers die opnieuw verliefd worden. Een nieuwe onderneming starten. Naar Japan gaan om te wandelen. Vrijwilligerswerk beginnen. Verhuizen naar zee. Of juist leren stil te staan.
We horen óók de andere verhalen: mensen die zich onzeker voelen omdat de wereld hen “oud” noemt terwijl ze zichzelf zo niet ervaren.
Er is geen universele grens.
Geen kantelpunt waarop we allemaal hetzelfde worden.
Geen getal dat bepaalt wie u bent of wat u kunt.
En misschien is dat wel de kern van Sterns betoog.
Voor iedereen anders.
Voor velen rijker, vrijer, rustiger.
Voor sommigen complexer en confronterender.
Maar nooit uniform.
De vraag is dus niet: “Hoe oud bent u?”
De vraag is:
“Hoe leeft u?”
“Waar wordt u enthousiast van?”
“Welke ruimte wilt u nemen in deze fase van uw leven?”
Wat ons betreft luidt het nieuwe verhaal:
De generatie die nu 60, 70 of 80 wordt, herschrijft het verhaal van ouder worden. Niet zachtjes, maar krachtig. Niet onzichtbaar, maar inspirerend.
Stern zegt: “Stop telling me I’m old.”
Wij zouden er nog iets aan toevoegen:
Laat ons zelf bepalen wie we zijn en welke toekomst we kiezen.
Dat is precies waar Proudies voor staat: een plek waar uw wereld groter wordt in plaats van kleiner.