In deze 25e column die ik schrijf voor Proudies wil ik graag uitleggen waar mijn fascinatie voor beelden en verhalen vandaan komt.
Tijdens mijn werk in de geestelijke gezondheidszorg draaide eigenlijk alles om verhalen. Verhalen van mensen die geplaagd werden door gedachten, door herinneringen, door stemmen of beelden. Daarover gingen behandelaars dan weer verhalen maken die moesten verklaren waardoor mensen hier last van hebben (of hun omgeving). Dat is het verhaal van de diagnostiek. Dat zou je een gesloten systeem kunnen noemen.
Als je dan ging praten met de belangrijke anderen, familie of vrienden bleken die daar ook een verhaal over te hebben. Het gekke vond ik dat die verhalen zelden met elkaar correspondeerden. Dat bracht mij er toe een onderzoek te doen naar die verschillende ervaringen en te kijken of er manieren zijn om deze verhalen dichter bij elkaar te brengen. Dat werd mijn afstudeerscriptie getiteld: Verhalende verpleegkunde. Voor mij is deze narratieve benadering essentieel. In verhalen ontwikkelt de mens zijn identiteit. Hoe? Door te verhalen, trekken mensen conclusies over zichzelf. Soms zijn dat negatieve conclusies in het leven veroorzaakt door gebeurtenissen en opmerkingen van belangrijke mensen in hun leven. Door die verhalen te bevragen kun je alternatieve wendingen onderzoeken. Vooral door te zoeken wat van waarde was of is gebleven in die verhalen. Het helpt dan het negatieve zelfbeeld wat meer positieve kleur te geven.
Verhalen hebben in tegenstelling tot gesloten systemen een open eind. Het stopt nooit en kan altijd verder. En kunnen nieuwe ontwikkelingen zich voordoen, je kunt verhalen herzien en of herverdelen. Verhalen geven vrijheid. En verhalen zijn altijd waar. Ze hoeven niet echt gebeurd te zijn maar ze zijn wel waar in de beleving van de verteller.
Een stap verder in mijn ontwikkeling bracht me bij het beeld. Imaginatie.
Ik ontdekte dat in onze westerse wereld alles draait om gedachten, de ratio. En dat ervaringen achteraf worden geconstrueerd tot een samenhangend verhaal. Maar innerlijke beelden? Die blijken nauwelijks van belang.
Als twee mensen samen kijken naar een kunstwerk, zien ze verschillende dingen. Ze proberen dat in taal uit te drukken, maar je hebt vast wel eens ervaren hoe lastig dat is. Dus als je kijkt probeer je eerst maar de feitelijkheden te benoemen. “Ik zie een boom bij bovenstaande foto.” “Ik zie er twee,” zegt de ander. “Ja maar dat is de weerspiegeling, dat is niet de echte boom.” Zo zou een conversatie kunnen lopen. Als we deze foto nu zouden inruilen voor een schilderij van Mondriaan wordt het nog veel spannender. Mondriaan vroeg zich af of de boom waar hij vanuit zijn vensterraam in Winterswijk keek wel echt in een beeld te pakken was. Hij reconstrueerde keer op keer deze boom tot hij bij, wat hij noemde, de essentie van de boom kwam: “Ik wil de waarheid zoo dicht mogelijk benaderen en daarom alles abstraheren tot ik kom tot het fundament [...] der dingen.”
Nu was Mondriaan behoorlijk rationeel. In de verbeelding gaat het niet zozeer om de ratio, die zit het eerder in de weg, maar om de krachtigste kernfunctie van de geest die de mens heeft. Toch verbeeldt Mondriaan op een geheel eigen manier zijn verhaal over de boom. Kijk maar!
Als je de vraag stelt: “Stel je eens voor…” zet je de verbeeldingskracht al aan het werk. Behalve voor creatieve uitingen is het te gebruiken op vrijwel alle menselijke activiteiten. Van de sportwereld tot in de hulpverlening. Sport? Ja, coaches nemen vaak met atleten in de verbeelding het geheel af te werken traject door. En ja, dat werkt.
Vroeger kreeg ik als kind nog weleens te horen; wat verbeeld je je wel? Dat was geen compliment. Want ik was een ‘meester dromer’. Ondertussen heb ik wijs geworden ervaren wat een geweldige gave dromen en verhalen zijn. Helaas een onderschatte kracht, terwijl iedereen direct een beeld en verhaal heeft wanneer alleen al de tekst weerklinkt: I have a dream.