Het boek is een toegankelijke gids voor wie zich soms afvraagt: “Is dit kunst wel?” Gompertz doorboort op heldere en enthousiaste wijze het vaak pretentieuze taalgebruik rondom moderne kunst. Hij beantwoordt heldere vragen zoals: waarom is een onopgemaakt bed of een groot roze opblaasvarken kunst, en waarom is het zo waardevol? Na lezing voelt een museumbezoek minder intimiderend en juist veel interessanter en leuker.
Gompertz maakt gebruik van grappige, pakkende anekdotes – van Picasso tot Cézanne, Pollock tot Duchamp – en combineert die met concrete historische context. Hij vertelt over het beroemde urinoir van Duchamp dat de kunstwereld op zijn kop zette, en neemt je vervolgens mee langs stromingen zoals impressionisme, kubisme, dada, surrealisme en pop art tot aan Ai Weiwei.
Enkele citaten uit lezersrecensies brengen dat prachtig tot leven:
“Het leest als een spannende roman waarin de kunstenaars en kunststromingen elkaar opvolgen…”
“Hij legt uit hoe vernieuwend de Impressionisten destijds waren… en hoe het kubisme aan zijn naam kwam… en waarom het zwarte vierkant van Malevich zo baanbrekend was…”
Kortom: Gompertz verweeft kunsthistorie met een anekdotische, bijna verhalende stijl — alsof je in een boeiend college zit.
Dat kan mijn kleine zusje ook is een aanrader voor iedereen die moderne kunst niet begrijpt of zelfs wel irritant vindt. Gompertz nodigt je uit je blik te verruimen, kunst te begrijpen én er plezier in te vinden. Dankzij zijn heldere stijl, humor en historisch inzicht wordt moderne kunst weer menselijk.