Een kunstenaar, een groepje hangjongeren en een raam. Meer heeft Maurits de Bruijn niet nodig voor zijn knappe derde roman Man maakt stuk, waarin de strijd om ruimte – fysiek, sociaal, cultureel – in alle hevigheid oplaait. Maar wie denkt dat dit boek zich ontvouwt tot een pleidooi voor begrip of verzoening, komt bedrogen uit. De Bruijn kiest juist voor frictie. Queer versus hetero. ‘Wij’ versus ‘jullie’. Geen bruggen, wel splinters.
Hoofdpersoon David is een thuiswerkende kunstenaar die 's nachts wakker ligt van de jongens die onder zijn raam hangen, roken, praten. Maar als de buurvrouw met een kopje kruidenthee vraagt of hij er ‘óók zo’n last van heeft’, ontwijkt hij. David voelt zich meer verwant met de hangjongens dan met de keurig aangeharkte yuppen die hun geurbaby’s en biologische wijn in zijn buurt hebben geïntroduceerd.
Man maakt stuk is een ideeënroman over identiteitspolitiek, maar ook een satire op het goedbedoelend progressieve midden. De hetero’s in Davids leven zijn invoelend, hip en ‘woke’, maar zien niet hoezeer hun houding zelf ook uitsluit. De galeriehouder die vraagt om een ‘paarse broek’ voor extra verkoopwaarde. De vriendin die vindt dat ‘een homo in je leven gewoon zó gezellig is’. De huisbaas die zichzelf queer noemt omdat zijn relatie ‘niet in een hokje past’. David ziet het met groeiende irritatie aan, maar is zelf ook geen moreel baken. Zijn wraak op de jongeren – hij schildert hen naakt en expliciet homo-erotisch – is even briljant als twijfelachtig.
De kracht van de roman schuilt in de gelaagdheid. David is scherp, boos, geestig – en toch geregeld onsympathiek. Zijn woede lijkt soms een houding, een queer stijlfiguur. Een manier om zijn buitenpositie niet alleen te ondergaan, maar actief te omarmen. En dat roept de vraag op: wanneer is woede bevrijdend, en wanneer is het destructief?
De Bruijn schrijft in korte, snijdende hoofdstukken, soms slechts een alinea lang, waarmee hij het tempo opvoert tot een koortsige climax. Dialogen zijn raak, beschrijvingen venijnig precies: Zwitsalgeur in de straat, ‘klassiek aandoende ornamenten’ in de woonkamer. Alles draait om wie zich waar mag nestelen.
Man maakt stuk is queer tot op het bot, doordrenkt van camp en zelfspot, maar biedt tegelijk een serieuze reflectie op zichtbaarheid, macht en morele blindheid. Een roman die zich niet leent voor nuancepolitie of relativerende schouderklopjes – maar juist in zijn compromisloosheid glashelder maakt wat er op het spel staat. Wie ruimte wil, moet soms eerst iets stukmaken.
Benieuwd naar het boek? Klik hier om het te bestellen.