Het klinkt als een grap, maar de cijfers bevestigen het ongemakkelijke sentiment. In een representatief onderzoek van Motivaction, uitgevoerd in opdracht van Alexander Klöpping, gaf de helft van de jongeren (18–24 jaar) aan liever nooit meer seks te hebben dan hun smartphone voorgoed op te geven. Onder de totale bevolking ligt dat aandeel lager (31 %), maar nog altijd opmerkelijk hoog.
Decennialang leken de basisbehoeftes van de mens vanzelfsprekend: eten, drinken, onderdak, intimiteit. De smartphone voegt zich daar nu tussenin, soms zelfs erboven. Waar de piramide van Maslow vroeger ophield bij zelfontplooiing, lijkt er tegenwoordig een nieuwe fundering onder te liggen: wifi en batterijduur.
Voor jonge generaties, opgegroeid met een scherm als venster op de wereld, is de telefoon niet zomaar een apparaat. Het is identiteit, geheugen en sociale levenslijn tegelijk. Het idee van ‘offline’ zijn roept bij velen paniek op. “Het is geen luxe meer,” zegt Klöpping in zijn nieuwsbrief, “het is een levensbehoefte geworden.”
De vraag die dit onderzoek oproept, is groter dan de tegenstelling tussen seks en smartphone. Het gaat over intimiteit. Waar seks traditioneel symbool staat voor lichamelijke en emotionele nabijheid, vervult de smartphone een andere vorm van intimiteit: constant gezelschap, bevestiging in likes, directe toegang tot geliefden en vreemden.
Psychologen waarschuwen al langer voor de verschuiving. Het apparaat is altijd beschikbaar, zonder de kwetsbaarheid van menselijk contact. Geen afwijzing, geen ongemakkelijke stilte — alleen de zekerheid van een scherm dat oplicht bij elke aanraking. “De smartphone is in zekere zin een ideale partner,” zegt mediawetenschapper José van Dijck: “altijd nabij, nooit vermoeid.”
De uitkomsten roepen ook generatieverschillen op. Waar ouderen nog herinneringen koesteren aan het leven vóór internet, kennen jongeren niets anders. Voor hen is de smartphone niet een toevoeging, maar de basis.
Dat leidt tot cijfers die, zoals Klöpping schrijft, “schokkend” zijn: 36 procent van de jongeren zegt liever een pink te verliezen dan hun smartphone. Zulke antwoorden zijn deels speels, maar zeggen ook iets over de emotionele waarde die aan technologie wordt toegekend. Een iPhone is geen voorwerp, maar een verlengstuk van het zelf.
Misschien wel het meest onthullend is de vraag naar geld. Hoeveel zou iemand moeten krijgen om hun merk smartphone voorgoed op te geven?
Klöpping rekende door: dat betekent dat Apple-gebruikers hun loyaliteit waarderen op bijna €3.000 per jaar — een soort “Apple-belasting” die ze, bewust of onbewust, bereid zijn te betalen.
De cijfers zijn prikkelend en makkelijk te ridiculiseren. “Als dit zo doorgaat, sterven we uit,” grapte columnist John de Waard. Maar achter de humor schuilt een serieuze vraag: wat doet het met een samenleving wanneer een apparaat belangrijker wordt gevonden dan lichamelijke nabijheid, reizen of zelfs een lichaamsdeel?
Het antwoord ligt misschien in het besef dat de smartphone niet zomaar een gadget is, maar een infrastructuur van ons bestaan. Net zoals elektriciteit of stromend water. De telefoon is de plek waar we werken, liefhebben, dromen, discussiëren, verdwalen en thuiskomen.
En dus wordt het dilemma — seks of smartphone — misschien minder absurd dan het lijkt. Het gaat niet over oppervlakkige keuzes, maar over de fundamentele hertekening van wat het betekent om mens te zijn in de 21e eeuw.
Alexander Klöpping noemde het zelf vooral “een goed verhaal” voor zijn podcast. Maar het is méér dan dat. Het is een spiegel voor een samenleving waarin de grenzen tussen mens en machine, verlangen en behoefte, steeds diffuser worden.
Misschien is de vraag niet langer: kunnen we zonder smartphone? Maar: wie zijn we geworden, doordat we hem niet meer kunnen missen?