Op een broeierige woensdagmorgen in Burbank, Californië, staat een jonge man in een AMC-lobby met zijn ticket in de hand alsof het een heilige relikwie betreft. Hij heet Julian Flores, is 24, en werkt bij Universal Studios. Maar vandaag is hij vooral: een pelgrim. Niet richting een tempel, maar een tempelachtig doek — 70 millimeter breed, IMAX-hoog, gewijd aan de cinema van Christopher Nolan.
De film waarvoor hij dit alles onderneemt, heet The Odyssey. En hij is niet de enige.
Op 17 juli 2025, exact een jaar voor de officiële release, gingen de eerste kaarten in de verkoop. Niet voor streaming. Niet voor download. Maar voor het grote scherm. Liefst op het allergrootste, in het zeldzame en logge formaat van IMAX 70 mm. Binnen enkele minuten waren de voorstellingen uitverkocht. In steden als Los Angeles, New York en Londen stonden rijen van mensen zoals Flores, mensen die het niet aan het toeval wilden overlaten. Online was het een bloedbad. Wie geluk had, betaalde $22. Wie net te laat was, moest op de secundaire markt honderden dollars neertellen voor één ticket.
Op eBay en Ticketmaster worden kaartjes momenteel aangeboden voor $200 tot $400: bedragen die eerder doen denken aan Taylor Swift dan aan Homerus. En toch lijkt het passend.
Wie is toch die man die anno 2025 nog mensen zover krijgt om zich een jaar van tevoren vast te leggen aan een stoel in een bioscoopzaal? Iemand die technologie veracht, tenminste wanneer die niet ruikt naar chemisch ontwikkelde filmrollen of ronkt als een IMAX-projector. Christopher Nolan, de regisseur die Interstellar, Inception, Dunkirk en recent Oppenheimer maakte is inmiddels meer dan een filmmaker. Hij is een curator van een verdwijnende ervaring. Een fundamentalist van het fysieke. Een missionaris tegen het gemak.
Zijn wantrouwen jegens streamingdiensten is publiek en fel. In een interview met Vanity Fair noemde hij de opstelling van Netflix "absurd" vanwege hun weigering om films een serieuze bioscoopwindow te geven. Tegenover The Washington Post zei hij dat streamingdiensten "het moment kapen" en "de urgentie van de cinema platdrukken tot achtergrondgeluid." Hij noemt zichzelf geen nostalgicus, maar "een realist met geheugen."
Voor The Odyssey wilde hij verder gaan dan ooit: de eerste film ooit die volledig op IMAX 70 mm werd opgenomen. Geen compromissen, geen digitale back-ups, geen concessies aan het scherm van een smartphone.
De film zelf is gebaseerd op Homerus’ klassieke epos, maar dan door de lens van Nolan: tijd, geheugen, identiteit en werkelijkheid vormen de rode draad. Matt Damon speelt een getraumatiseerde Odysseus die na een intergalactische oorlog (ja, er is ruimte, uiteraard) zijn weg naar huis zoekt door dimensies, dromen en verlies. Zendaya schittert als een moderne Penelope; Robert Pattinson als een mechanische Telemachos-figuur, ontwikkeld door AI om het gemis van zijn vader te vervangen.
Het verhaal speelt zich af in de verre toekomst, maar de structuur is antiek: twintig jaar afwezigheid, twaalf beproevingen, één man die wil thuiskomen.
Er is iets fascinerends ironisch aan deze hele situatie. Terwijl de wereld zich buigt over AI, instant viewing en algoritmisch aanbevelen, kiest een deel van het publiek juist voor geduld. Voor wachten. Voor fysieke aanwezigheid. Een bioscoopticket voor een film die pas over een jaar verschijnt, voelt haast als een politiek statement: tegen vluchtigheid, voor toewijding.
In die zin is The Odyssey niet alleen een film, maar een metafoor. Voor de reis van de kijker. Voor het geloof in de kracht van wachten. En voor de hardnekkige overtuiging dat sommige ervaringen het waard zijn om voor op te staan, zelfs al is dat, letterlijk, om vijf uur ’s ochtends aan de kassa van een bioscoop in Burbank.