De laatste keer dat ik mijn kleindochter van tien zag, weigerde ze haar groente te eten. Haar moeder – mijn dochter – zei: “Dat hoeft ook niet, lieverd. Je lijf weet zelf wel wat het nodig heeft.” Vijf minuten later kreeg ze een chocoladecroissant. Ik fronste. Niet alleen om de groente, maar om de toon, de houding, het… gebrek aan grenzen.
Als grootouder is het verleidelijk om met nostalgie te kijken naar hoe wij het deden. Opvoeden was duidelijk. Ja was ja, nee was nee. Regels gaven houvast. Kinderen kregen respect door het te leren – niet door het eerst te krijgen. En nu? Nu hoor ik termen als gentle parenting, autonomiegericht opvoeden, en emotionele regulatie. Het klinkt prachtig. Maar in de praktijk zie ik een meisje dat haar zin doordrijft, driftbuien krijgt als ze verliest met Mens-erger-je-niet, en haar moeder bij de voornaam aanspreekt als ze boos is. Is dit vrijheid… of chaos?
‘Gentle parenting’ draait om empathie, communicatie en het begeleiden van emoties in plaats van het straffen van gedrag. Geen time-outs, geen strenge sancties, maar luisteren, praten en samen grenzen verkennen. Het idee is dat kinderen leren waarom iets niet mag, in plaats van het simpelweg te ondergaan. In theorie klinkt dit liefdevol. In de praktijk voelt het voor veel grootouders als grenzeloosheid.
Als grootouder wil je het beste voor je kleinkind. Je ziet haar gedrag veranderen, je maakt je zorgen over hoe ze straks functioneert op school, in vriendschappen, in de wereld. Maar tegelijk besef je: opvoeden is niet meer jouw taak. Die ligt bij je (schoon)kind. En dat schuurt. Want je houdt van beiden.
Maar is het nieuwe opvoeden per definitie slechter? Of is het gewoon… anders?
Onderzoek wijst uit dat kinderen die met meer empathie worden opgevoed, beter zijn in het herkennen van emoties, meer zelfvertrouwen ontwikkelen en minder angstig zijn. Tegelijkertijd waarschuwen pedagogen dat grenzen essentieel blijven: zonder structuur ontstaat verwarring en onzekerheid.
Misschien herken je het: je wil niet bemoeien, maar ook niet toekijken. Je voelt je machteloos als je kleinkind bij jou ineens ook geen regels meer accepteert. Toch is het belangrijk om het verschil in opvoedstijl niet te zien als een aanval op jouw waarden, maar als een nieuwe manier van kijken.
Je hoeft het niet eens te zijn. Maar je kunt wel oprechte gesprekken voeren. Niet vanuit kritiek, maar vanuit zorg. Vragen als:
Jij bént belangrijk. Niet als tweede opvoeder, maar als spiegel, steun en soms zelfs als ‘veilige haven’. Bij jou mogen andere regels gelden, zolang je ze liefdevol uitlegt. En het mooiste? Juist in die verschillen leert een kind dat liefde veel vormen kent.
Misschien eet ze bij jou wél haar groente omdat je samen snijdt, bakt of serveert als een sterrenchef. Misschien luister je als ze haar moeder stom vindt, maar help je haar toch begrijpen wat respect betekent.
Gentle parenting betekent niet dat er geen grenzen zijn. Het betekent dat ze anders worden gelegd. Als grootouder mag je daarin meebewegen – of soms juist stevig blijven staan, als rustpunt in een wereld vol keuzes.
Je kleinkind opvoeden is niet jouw taak. Maar een positieve invloed zijn – dat is een geschenk. Aan haar, aan je kind, en aan jezelf. Laat je liefde luider klinken dan je oordeel. En vertrouw erop: je bent niet de enige die zoekt naar balans tussen mildheid en grenzen.