In HBO’s dramaserie is het een subplot vol intriges, diamanten en rivaliteit. Maar de strijd tussen de Metropolitan Opera en de oude Academy of Music was échte geschiedenis. Het was een sociaal gevecht dat New York voorgoed veranderde.
In het midden van de 19e eeuw was de Academy of Music aan East 14th Street het stralende middelpunt van de New Yorkse high society. Het operahuis, geopend in 1854, bood zo’n 4.000 zitplaatsen maar slechts 18 exclusieve loges. Die loges waren erfstukken, gekoesterd door families als de Astors en de Livingstons. Toegang tot een loge betekende erkenning: men hoorde bij de oude elite. Het publiek kwam niet alleen voor Bellini of Verdi, maar vooral om gezien te worden. Opera was hier bovenal een sociaal ritueel.
Toen de Academy in 1866 afbrandde, werd ze in volle glorie herbouwd. Toch lag er een zwakte: de beperkte loges hielden de deuren gesloten voor de rijzende klasse van “nieuw geld”. En in het New York van de Gilded Age groeide die groep razendsnel.
Vanaf 1870 explodeerde de stad met nieuw verdiende fortuinen. Industriëlen als de Vanderbilts, Morgans en Goulds hadden enorme huizen laten bouwen op Fifth Avenue, maar in de Academy bleven de beste loges ontoegankelijk. De oude families weigerden hun macht te delen.
Het ongeduld groeide. Waarom wachten tot een Astor overlijdt, als je een eigen huis kunt bouwen? Op 28 april 1880 kwamen 22 mannen bijeen bij Delmonico’s, het restaurant waar grootse beslissingen vielen. Hun plan: een nieuw operahuis, mét ruimte voor henzelf. Architect J. Cleaveland Cady werd ingeschakeld, en de gekozen plek lag aan Broadway en 39th Street. Het moest groter, rijker, en — vooral — voorzien van tientallen loges. Niet 18, maar meer dan 70. Zo ontstond de Metropolitan Opera.
De spanning kwam tot een kookpunt in oktober 1883. De Metropolitan opende haar eerste seizoen met Gounods Faust. Christine Nilsson, de Zweedse diva, schitterde op het podium. Het publiek bestond uit de families die in de Academy buiten de deur waren gehouden: Vanderbilts, Goulds, Morgans. Het was een manifest van macht, evenveel sociaal als muzikaal.
Tegelijkertijd trapte impresario James H. “Colonel” Mapleson het seizoen van de Academy af — op exact dezelfde avond. Hij noteerde later droogjes in zijn memoires: “Mijn seizoen aan de Academy begon op 22 oktober — dezelfde avond als mijn rivaal in het nieuwe Metropolitan Opera.” Het was een duel dat de stad verdeelde.
Het verschil zat niet in de muziek, maar in de architectuur. De Academy probeerde nog snel 26 nieuwe loges toe te voegen aan de bestaande 18, maar de Met had een onmiskenbaar wapen: de “Golden Horseshoe”. Deze hoefijzervormige rijen van loges, verspreid over twee verdiepingen en aangevuld met baignoires op het toneelniveau, maakten het sociale spel zichtbaar en exclusief. Wie in een loge zat, hoorde erbij. Wie niet, keek vanaf het parterre toe.
Het operabezoek werd zo een spiegel van de stad: oud geld aan 14th Street, nieuw geld aan Broadway. En iedereen wist dat de nieuwe elite bezig was het toneel over te nemen.
Toch was de triomf van de Met niet meteen verzekerd. Impresario Henry E. Abbey had voor de opening een duur Italiaans sterrenseizoen geboekt, en de salarissen van de sterren bleken onbetaalbaar. Het eerste seizoen eindigde met een verlies van naar schatting $600.000, een astronomisch bedrag in die tijd. Abbey vertrok, en onder Leopold Damrosch schakelde de Met over naar een Duits repertoire, met Wagner als kroonjuweel. Het bleek een gouden zet: het trok een nieuw publiek en legde de basis voor een blijvend succes.
De Academy hield nog enkele jaren stand, maar verloor snel aan glans. In 1886 stopte ze met het programmeren van opera; het gebouw werd herbestemd voor concerten, dans en later film. Uiteindelijk werd het in 1926 gesloopt. De Metropolitan, ondanks branden en tegenslagen, groeide uit tot hét operahuis van Amerika, eerst aan Broadway, later in Lincoln Center.
Wat er in New York gebeurde, was groter dan een artistieke strijd. Het was een sociaal scharniermoment. De oude elite probeerde de nieuwe fortuinen buiten te sluiten, maar verloor de controle toen de Vanderbilts en hun tijdgenoten besloten hun eigen podium te bouwen. Het resultaat was niet alleen de geboorte van een operahuis, maar ook van een nieuwe sociale orde in de stad.
Zoals één historicus het formuleerde: “De Metropolitan Opera was het monument waarmee de nieuwe rijken hun plek in de samenleving veroverden.”
En die plek zouden ze nooit meer afstaan.