In een stille zijstraat van de Groningse binnenstad, verscholen achter de gevels van eeuwenoude panden, bevindt zich het Universiteitsmuseum. Op de tweede verdieping, in een lichte kamer met hoge ramen, ligt een stukje Nederlandse geschiedenis dat nog altijd echoot in het heden: de Aletta Jacobs Room.
Op een houten bureau, donker van kleur en glanzend van de tijd, ligt de brief waarmee alles begon. Het is het verzoekschrift dat Aletta Jacobs in 1871 aan minister Thorbecke stuurde: haar smeekbede om als vrouw te mogen studeren aan de Rijksuniversiteit Groningen. Thorbecke zei ja — en de loop van haar leven, en misschien wel van de Nederlandse vrouwenbeweging, veranderde voorgoed.
Jacobs werd in 1854 geboren in Sappemeer, een klein dorp in Groningen. Ze groeide op in een vooruitstrevend gezin, maar de wereld om haar heen hield vrouwen strak aan hun plaats. Studeren was geen vanzelfsprekendheid — en geneeskunde studeren al helemaal niet. Toch trotseerde Jacobs de maatschappelijke conventies. Ze werd de eerste vrouw in Nederland die officieel aan een universiteit studeerde, en in 1879 behaalde ze haar artsendiploma.
In Amsterdam opende ze een praktijk, waar ze vrouwen behandelde die vaak geen toegang hadden tot medische zorg. Ze sprak openlijk over anticonceptie, richtte het eerste consultatiebureau voor geboortebeperking op en gaf vrouwen praktische handvatten om zelf beslissingen te nemen over hun lichaam.
Medisch pionierswerk was voor Jacobs slechts één front. Ze wilde dat vrouwen ook een stem hadden in het publieke debat. Letterlijk. In 1883 diende ze een officieel verzoek in om te mogen stemmen. Het werd afgewezen, maar het zaadje voor een langdurige strijd was geplant. Ze reisde door Europa, Amerika en Azië, werkte samen met internationale feministen en stond aan de wieg van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht.
Toen in 1919 het vrouwenkiesrecht in Nederland eindelijk werd ingevoerd, was Aletta Jacobs 65 jaar. Ze had haar leven gewijd aan een strijd die ze uiteindelijk zag zegevieren.
Jacobs’ idealen hielden niet op bij de landsgrenzen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog organiseerde zij het Internationaal Congres van Vrouwen in Den Haag, waar vrouwen uit strijdende landen bijeenkwamen om te pleiten voor vrede. Haar reiskoffer — verweerd, met stickers van verre oorden — staat nu in de Aletta Jacobs Room, symbool van haar vastberadenheid om de wereld te verbinden.
De Aletta Jacobs Room is geen gewone museumzaal. Het is een zorgvuldig bewaard monument van een uitzonderlijk leven. Bezoekers zien hier haar persoonlijke bezittingen: het bureau waaraan ze werkte, de boeken die ze las, de instrumenten waarmee ze patiënten behandelde. Elk object vertelt een verhaal van doorzettingsvermogen en maatschappelijke betrokkenheid.
De kamer ademt de geest van een vrouw die niet alleen de geschiedenis van de universiteit, maar van het hele land veranderde. Het is tegelijk een intiem en imposant eerbetoon.
Vandaag, bijna een eeuw na haar dood, is het werk van Aletta Jacobs nog steeds relevant. Discussies over gelijke beloning, toegang tot zorg en vertegenwoordiging in de politiek bewijzen dat haar strijd nog niet volledig gestreden is.
Het Universiteitsmuseum in Groningen eert haar nalatenschap. Hier, op Oude Kijk in ’t Jatstraat 7a, op loopafstand van de collegezalen waar zij ooit geschiedenis schreef, kunnen bezoekers stilstaan bij haar leven en de weg die zij plaveide voor toekomstige generaties.
Wie de kamer verlaat, doet dat vaak met hetzelfde gevoel: bewondering voor een vrouw die durfde te dromen — en nog belangrijker — durfde te doen.