Ergens in een drukke stad, in een woonkamer die vroeger misschien het domein was van Netflix en smartphones, staat nu een naaimachine zacht te zoemen. Jongeren die opgegroeid zijn met fast fashion leren opnieuw een knoop aannaaien of een jurk zélf maken. Anderen kneden deeg, laten zuurdesem bubbelen of draaien hun eerste mok uit klei. En jij merkt het misschien ook: handwerk, dat ooit zo vanzelfsprekend was, maakt een onverwachte comeback.
Waarom? Misschien omdat we verlangen naar tastbaarheid in een digitale wereld. Je vingers in klei drukken, het ritme van breinaalden horen, de geur van brood uit eigen oven — het zijn ervaringen die niet te vervangen zijn door een scherm. Het is een vorm van verzet tegen de haast. Je maakt iets dat blijft. Iets dat een handtekening draagt: de jouwe.
En het opvallende is: deze beweging is niet van één generatie. Twintigers ontdekken naaicursussen via TikTok. Veertigers delen hun eerste keramiekwerk op Instagram. Zestigers en zeventigers keren terug naar wat ze al kenden, maar nu in een nieuwe context: als gezamenlijke activiteit, als manier om met kinderen of kleinkinderen samen te zijn. Je ziet een jonge student en zijn grootmoeder samen brood kneden; een kleindochter die de naaitechnieken van haar oma vastlegt op video; vriendengroepen die avonden doorbrengen rond de keukentafel met wol, deeg en klei.
Het mooie van deze trend is dat het niet gaat om perfectie. Niemand hoeft een meesterbakker of couturier te worden. Het gaat om de weg ernaartoe. Om de traagheid die je dwingt stil te staan. Om de kleine trots die je voelt als je zegt: dit heb ik zelf gemaakt.
Misschien vraag je jezelf af: wat zou ík weer kunnen oppakken? Een oude hobby die stof verzamelt in de kast? Of iets nieuws dat je altijd hebt willen proberen? Keramiek, breien, naaien, schilderen, houtsnijden — er is geen leeftijdsgrens, alleen de vraag: waar krijg jij plezier van?
Want één ding is zeker: handwerk is terug. En misschien is het wel precies dat wat ons dichter bij elkaar brengt.