In haar zojuist verschenen memoires Book of Lives: A Memoir of Sorts (2025) toont Margaret Atwood – een van de grootste levende schrijvers van onze tijd – zich van haar meest persoonlijke en tegelijk vrolijke kant. Niet als het icoon van de feministische literatuur of de visionaire maker van The Handmaid’s Tale, maar als mens van vlees en bloed: nieuwsgierig, eigenzinnig en verrassend lichtvoetig.

“A memoir is what you can remember … mostly stupid things, catastrophes, revenges, and times of political horror — but also moments of joy,” schrijft ze met haar kenmerkende mengeling van ironie en ernst.
Atwood werd in 1939 geboren in Ottawa en bracht haar jeugd door in de wildernis van Noord-Quebec, waar haar vader werkte als entomoloog. Ver weg van steden en drukte leerde ze observeren: insecten, mensen, verhalen. In Book of Lives beschrijft ze hoe die jaren haar vormden — een kind dat liever las dan speelde, omringd door natuur, stilte en boeken. Die vroege verbondenheid met de natuur loopt als een groene draad door haar werk.
De memoires schetsen de weg van een jonge dichteres naar internationaal gelauwerde romanschrijver. Atwood kijkt met humor terug op haar eerste successen (The Edible Woman, Surfacing) en de wereldwijde impact van The Handmaid’s Tale. Toch is Book of Lives geen kroniek van triomfen, maar eerder een ode aan volharding, twijfel en nieuwsgierigheid.
Ze vertelt over lezingen in verre landen, ontmoetingen met lezers, politieke spanningen, maar ook over doodgewone dagen gevuld met tuinieren, cake bakken en katten. Het is die afwisseling van groots en klein, van scherpte en warmte, die haar memoires zo herkenbaar maakt.
Hoewel Atwood inmiddels 85 is, ademt haar toon vitaliteit en verzet. Ze spaart zichzelf niet, noch de wereld. Ze schrijft over ouder worden zonder weemoed, maar met nieuwsgierigheid naar wat het betekent om nog steeds te schrijven, te leren, te leven.
In Book of Lives laat ze zien dat humor een vorm van overleven is – en dat verbeelding een manier blijft om grip te krijgen op een veranderende wereld.
Voor lezers van Proudies is dit boek meer dan een literaire autobiografie: het is een inspirerende getuigenis van een vrouw die weigert te stoppen met vragen stellen. Atwood schrijft niet om af te sluiten, maar om te begrijpen.
Wie zelf reflecteert op ouder worden, creativiteit of zinvol leven, vindt in Atwood een geestverwant. Ze bewijst dat een rijk leven niet wordt gemeten in successen, maar in verhalen – en in het vermogen om te blijven lachen om jezelf.
Met Book of Lives geeft Margaret Atwood geen eindverslag, maar een open boek. Een memoire die leest als een gesprek met een oude vriendin: scherp, geestig, eerlijk. En misschien wel haar mooiste boodschap aan de lezer:
“Blijf nieuwsgierig. En blijf schrijven – ook al is het maar in je hoofd.”