Waar je ook gaat, brood is er al. Soms verscholen in een hoek van de markt, soms hoog opgestapeld in een gemeenschappelijke oven, soms simpelweg onder de arm van iemand die naar huis wandelt. Het is het meest alledaagse voedsel, en tegelijk het meest onthullende. Wie brood proeft in een ander land, proeft de geschiedenis, de economie en vaak ook het temperament van een volk.
In Frankrijk is de baguette geen luxe, maar ritueel. Beschermd door de wet en sinds kort erkend door UNESCO, staat de lange, knapperige stok symbool voor discipline en eenvoud. Elke dag opnieuw, vroeg in de ochtend, wordt de stad wakker met het geluid van brekende korsten. De baguette is geen versiering, maar een ankerpunt in het ritme van de dag.
In Toscane vertelt brood een ander verhaal. Pane sciocco, het zoutloze brood, ontstond in de middeleeuwen toen Pisa de zoutprijs opdreef en Florence weigerde te buigen. Eeuwen later is het nog steeds zonder zout, en daardoor ogenschijnlijk vlak. Maar juist in combinatie met olijfolie of pecorino komt de logica naar boven: brood hoeft niet te overheersen, het moet ruimte maken. Het is een les in soberheid, geworteld in trots en koppigheid.
Duitsland kiest voor overvloed en gewicht. Met honderden geregistreerde broodsoorten is het land een paradijs van rogge, zuurdesem en granen. Het donkere roggebrood, zwaar en voedzaam, is meer dan voeding: het is fundament. Duits brood ademt degelijkheid en stabiliteit. Waar de Franse baguette licht en luchtig is, is het Duitse brood een huis van steen.
In Oostenrijk neemt brood een elegantere vorm aan: de Kaisersemmel. Een klein broodje met een sterpatroon bovenop, ooit een keizerlijke luxe, nu alledaags erfgoed. De semmel belichaamt de Weense voorkeur voor verfijning, zelfs in het meest eenvoudige voedsel.
In Turkije staat brood gelijk aan gastvrijheid. Simit, ringvormige broodjes met sesam, vullen de straten bij het ochtendgloren. Pide, langwerpig en vaak belegd, wordt gedeeld aan tafel. Hier wordt brood nooit in plakken gesneden, maar gescheurd. Het is een gebaar: eten betekent samenkomen.
In Marokko ruik je brood nog voordat je het ziet. Families maken hun deeg thuis, maar bakken in de fourns, de gemeenschappelijke ovens van de wijk. Het ronde khobz komt er stevig en goudbruin uit, klaar om soepen en tajines op te scheppen. Brood is hier meer dan eten; het is gemeenschap, het dagelijks ritueel dat buren met elkaar verbindt.
In Mexico is brood verbonden met herdenken. Pan de muerto, gebakken rond Día de los Muertos, is zacht en zoet, geparfumeerd met oranjebloesem en versierd met botvormige deegstukken. Het is een brood dat herinnert en viert tegelijk, dat leven en dood in één kruim bijeenbrengt.
Japan had geen eeuwenoude broodtraditie, maar creëerde er zelf één: shokupan, een vierkant, wit en zijdezacht brood. Elke snee identiek, luchtig en bijna cake-achtig. Het brood weerspiegelt een typisch Japans gegeven: een buitenlandse invloed nemen en verfijnen tot iets dat volmaakt Japans voelt.
En dan Portugal, waar het boerenbrood pão alentejano groot en stevig uit de ovens komt. Gebakken om dagenlang mee te gaan, zuur en robuust, gemaakt om de arbeid van het platteland te voeden. Een brood dat de band met aarde en landarbeid voelbaar maakt.
Zelfs in Nederland, waar de volkoren boterham misschien minder poëtisch oogt, speelt brood een onmiskenbare rol. Praktisch, voedzaam, rechttoe-rechtaan. Twee boterhammen mee in de tas, wat kaas of hagelslag ertussen, en de dag kan beginnen. Het is misschien minder verheven, maar des te meer onderdeel van ritme en nuchterheid.
Overal ter wereld maakt men brood. En in elke korst en kruim ligt een verhaal: van rebellie of verfijning, van gemeenschap of eenzaamheid, van armoede of overvloed. Brood eten betekent deelnemen aan dat verhaal, al is het maar voor één hap.